Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC6137

Datum uitspraak2006-10-23
Datum gepubliceerd2008-03-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof Arnhem
ZaaknummersAVNR 10201
Statusgepubliceerd


Indicatie

591a Sv- De kosten van rechtsbijstand in eerste aanleg zijn overeenkomstig afspraak bij wijze van voorschot betaald door de vakbond van verzoeker, onder voorwaarde dat als de zaak zou eindigen zonder oplegging van straf of maatregel, verzoeker zou medewerken aan het verkrijgen van een vergoeding van die kosten. De stelling dat met verzoeker is afgesproken dat als de zaak zou eindigen in een vrijspraak hij alsnog voor de eerste aanleg een declaratie zou ontvangen op basis van het gebruikelijke, hogere kantoortarief, is niet schriftelijk onderbouwd. Naar het oordeel van het hof mag, mede met het oog op een verzoek als het onderhavige, worden verlangd dat dergelijke afspraken tijdig op schrift worden gesteld. Het hof acht daarom het bestaan van de gestelde afspraak onvoldoende aannemelijk geworden. Daarbij laat het hof nog in het midden of de rechter zich in het kader van een verzoek ex artikel 591a Sv aan een dergelijke afspraak gebonden moet achten. Het hof zal dan ook bij de toekenning van “de kosten van de raadsman” als bedoeld in artikel 591a Sv wat betreft de kosten van rechtsbijstand in eerste aanleg slechts in aanmerking nemen de aan de vakbond verzonden declaraties.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE ARNHEM Pkn: 21-005720-04 Avnr: 10201 Het hof heeft gezien het op 4 november 2005 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift van: [naam verzoeker] geboren te [plaats], op [datum], wonende te [woonplaats], hierna te noemen verzoeker, ingediend door mr. [naam raadsvrouw], advocaat te Hilversum, onder meer strekkende tot toekenning van een vergoeding ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering terzake van de kosten van de raadsman, vermeerderd met de kosten voor het indienen en behandelen van het verzoekschrift. Het verzoekschrift strekte tevens tot toekenning van een vergoeding ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. Op dit verzoek heeft het hof reeds bij separate beschikking beslist. Het hof heeft, nadat de behandeling ter zitting van 6 maart 2006 op verzoek van de raadsvrouw van verzoeker was aangehouden, gehoord in openbare raadkamer van 8 mei 2006 de advocaat-generaal en verzoeker, bijgestaan door mr. [naam raadsvrouw], en in openbare raadkamer van 1 augustus 2006 de advocaat-generaal en mr. [naam raadsvrouw] voornoemd en, na een tussenbeschikking van 28 augustus 2006, in openbare raadkamer van 25 september 2006 de advocaat-generaal en mr. [naam raadsvrouw] voornoemd. Het hof heeft kennis genomen van de overige zich in het procesdossier bevindende stukken, waaronder de conclusie van de advocaat-generaal en de brieven van 13 juni 2006, 8 augustus 2006 en 14 september 2006 van mr. [naam raadsvrouw] voornoemd. OVERWEGINGEN 1. Bij in kracht van gewijsde gegaan arrest van het hof van 30 augustus 2005 is verzoeker vrijgesproken van het hem telastegelegde. De zaak is derhalve geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. 2. Het verzoekschrift is tijdig ingediend en is in zoverre ontvankelijk. 3. De advocaat-generaal heeft volhard bij zijn eerdere schriftelijke conclusie van 8 december 2005. 4. De raadsvrouw heeft gepersisteerd bij het verzoek. 5. Ingevolge artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering kan, indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, aan de gewezen verdachte of zijn erfgenamen, op een verzoek ingediend binnen drie maanden na beëindiging van de zaak, uit 's Rijks kas een vergoeding worden toegekend in de kosten van een raadsman. Op grond van artikel 90, eerste lid, van genoemde wet heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn. 6. De kosten van rechtsbijstand in eerste aanleg zijn overeenkomstig een daartoe strekkende schriftelijke afspraak bij wijze van voorschot betaald door de vakbond van verzoeker, onder voorwaarde dat als de zaak zou eindigen zonder oplegging van straf of maatregel, verzoeker zou medewerken aan het verkrijgen van een vergoeding van die kosten. Het hof is van oordeel dat de constructie die in dit geval voor de financiering van de rechtsbijstand in eerste aanleg is gehanteerd, niet wezenlijk afwijkt van de constructie die aan de orde is geweest in HR 1 mei 1973, NJ 1973, 355. Daarom is het hof van oordeel dat die constructie niet in de weg staat aan de toewijzing van een verzoek tot toekenning van kosten van de raadsman in de zin van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. 7. De kosten van rechtsbijstand in eerste aanleg zijn overeenkomstig voornoemde afspraak gedeclareerd bij de vakbond van verzoeker tegen een tarief van fl. 225,--/€ 103,-- per uur, exclusief BTW. De raadsvrouw van verzoeker heeft gesteld dat met verzoeker is afgesproken dat als de zaak zou eindigen in een vrijspraak hij alsnog voor de eerste aanleg een declaratie zou ontvangen op basis van het normale, hogere kantoortarief. De raadsvrouw heeft op 31 augustus 2005 aan verzoeker voor de rechtsbijstand in eerste aanleg en in hoger beroep een declaratie gezonden van € 14.410,--. Daarbij is een tarief van € 200,-- per uur, exclusief BTW, gehanteerd. 8. Verzoeker, noch zijn raadsvrouw heeft de stelling dat met hem is afgesproken dat als de zaak zou eindigen in een vrijspraak hij alsnog voor de eerste aanleg een declaratie zou ontvangen op basis van het gebruikelijke, hogere kantoortarief, niet schriftelijk onderbouwd. Naar het oordeel van het hof mag, mede met het oog op een verzoek als het onderhavige, worden verlangd dat dergelijke afspraken tijdig op schrift worden gesteld. Het hof acht daarom het bestaan van de gestelde afspraak onvoldoende aannemelijk geworden. Daarbij laat het hof nog in het midden of de rechter zich in het kader van een verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering aan een dergelijke afspraak gebonden moet achten. Het hof zal dan ook bij de toekenning van “de kosten van de raadsman” als bedoeld in artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering wat betreft de kosten van rechtsbijstand in eerste aanleg slechts in aanmerking nemen de aan de vakbond [naam] verzonden declaraties. 9. Het hof heeft acht geslagen op de aard, de omvang en de complexiteit van de strafzaak. Dat brengt het hof tot het oordeel dat de gedeclareerde tijd in eerste aanleg bovenmatig geacht moeten worden. Daarnaast komt overeenkomstig het beleid van het hof de gedeclareerde reistijd slechts voor de helft voor vergoeding in aanmerking. Het een en ander zou moeten leiden tot toekenning van een lagere vergoeding, maar het hof ziet daarvan af nu voldoende compensatie wordt gevonden in het gematigde uurtarief dat door de raadsvrouw van verzoeker is gehanteerd. Het hof zal daarom ter zake van de kosten van rechtsbijstand in eerste aanleg toekennen een bedrag van € 6.778,12 (inclusief BTW). 10. Ten aanzien van de kosten van rechtsbijstand in hoger beroep merkt het hof eveneens op dat het als beleid heeft dat de gedeclareerde reistijd slechts voor de helft/het halve uurtarief in aanmerking wordt genomen. Het hof ziet ook hier geen aanleiding om van dat beleid af te wijken. Het hof zal daarom op gronden van billijkheid als vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand in hoger beroep toekennen een bedrag van € 3.010,70 (inclusief BTW). 11. Gelet op de landelijke aanbeveling inzake verzoekschriften ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering kan in het onderhavige geval als vergoeding voor kosten verbonden aan de indiening en behandeling van dit verzoekschrift en het tegelijkertijd ingediende verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering worden toegewezen € 540,= (inclusief BTW). BESCHIKKENDE Het hof: - kent aan verzoeker toe op gronden als hiervoor omschreven een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van € 10.328,82 ,= (zegge: tienduizend driehonderdachtentwintig euro tweeëntachtig cent) en gelast de tenuitvoerlegging daarvan; - wijst af het meer of anders verzochte; - beveelt de griffier om bovenstaand bedrag over te maken op het bankrekeningnummer [naam] t.n.v. Stichting Beheer Derdengelden [naam] o.v.v. [vermelding]. Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mr. E.A.K.G. Ruys, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 oktober 2006.